Schildklierproblemen komen regelmatig voor bij honden en katten. Wanneer wordt gesproken over een hond met een schildklierprobleem wordt meestal een te traag werkende schildklier bedoeld. De schildklier maakt in dat geval te weinig schildklierhormoon (“thyroxine”) aan. We noemen deze aandoening “hypothyreoϊdie”. Het wordt gezien bij verschillende hondenrassen, zoals bijvoorbeeld bij de Golden Retriever, Dobermann en Beagle. De eerste verschijnselen worden bij deze rassen meestal pas gezien na een leeftijd van 2 jaar. Bij Boxers en Schnauzers kan het een aangeboren afwijking zijn en al op jongere leeftijd zichtbaar zijn.

Symptomen

Het schildklierhormoon is een stofwisselingshormoon. Wanneer een dier lijdt aan hypothyreoϊdie krijgt het last van een te trage stofwisseling. De volgende symptomen worden regelmatig gezien:
Sloomheid, veel slapen, traag lopen.

  • Neiging om dik te worden.
  • Het snel koud hebben: warme ligplaatsen opzoeken.
  • Huid- en vachtproblemen (ong. 60-80% van de patiënten): de vacht is dun of vertoont zelfs (vaak symmetrisch) kale plekken. De huid kan schilferig en/of ontstoken zijn.
  • Vochtophopingen in de huid van de kop, waardoor plooien ontstaan en de oogleden kunnen afhangen. Dit geeft een “treurige blik”.
  • Een trage hartslag.
  • Kreupelheid en/of neurologische problemen.
  • Vruchtbaarheidsproblemen

Regelmechanisme

In het gezonde lichaam bestaat een regelmechanisme om het gehalte aan schildklierhormoon in het bloed op peil te houden. In de hypofyse, een klier in de hersenen, wordt het hormoon TSH gemaakt en afgegeven aan het bloed. Dit hormoon stimuleert de schildklier om schildklierhormoon te maken. Wanneer er te weinig schildklierhormoon in het bloed zit zal de hypofyse meer TSH maken en wanneer er genoeg schildklierhormoon in het bloed zit zal de hypofyse minder TSH maken.

Mogelijke oorzaken hypothyreoϊdie
Wanneer de oorzaak gelegen is in de schildklier zelf noemen we dit primaire hypothyreoϊdie. Dit is een overgrote meerderheid van de gevallen zo. Ligt het probleem in de hypofyse dan heet het secundaire hypothyreoϊdie.
-In sommige gevallen is de schildklier ontstoken. Waarschijnlijk is dit een immuungemedieerde aandoening, dat wil zeggen een ontsteking door een afwijking in het afweersysteem van het dier. Er is dan geen sprake van een infectie.
-Bij sommige rassen, zoals eerder genoemd de Boxer en Schnauzer, kan het een aangeboren afwijking van de schildklier zijn.
-Wanneer in de hypofyse in de hersenen een gezwel groeit, kan het zijn dat de hypofyse geen TSH meer maakt. De schildklier wordt in dit geval niet gestimuleerd om schildklierhormoon te maken. Dit wordt dus secundaire hypothyreoϊdie genoemd. Vaak treden er bij een hypofyse gezwel ook andere problemen op.
-Bij een groot deel van de patiënten kan geen oorzaak worden gevonden.

Diagnose

Wanneer een hond symptomen van hypothyreoϊdie vertoont, wordt meestal een bloedonderzoek gedaan. De hoeveelheid schildklierhormoon en de hoeveelheid TSH in het bloed wordt bepaald. Het interpreteren van de bloeduitslagen is echter soms lastig en er ontstaat dan ook wel eens verwarring over bij de eigenaar. Het is niet zo dat een te laag gehalte schildklierhormoon in het bloed altijd wijst op een te traag werkende schildklier. We zullen dat proberen uit te leggen.

Meting schildklierhormoon

In het bloed wordt de totale hoeveelheid schildklierhormoon bepaald. Een groot deel hiervan is gebonden aan eiwitten in het bloed (99%). Maar 1% van het totaal is niet gebonden in het bloed en is functioneel. Daarom zorgt het lichaam ervoor dat het ongebonden (kleine) deel constant blijft. Er is echter geen mogelijkheid om dit ongebonden deel te meten. We moeten het doen met de meting van de totale hoeveelheid schildklierhormoon in het bloed.

Verschillende ziekten (zoals bijvoorbeeld Cushing) en het gebruik van bepaalde medicijnen hebben invloed op de hoeveelheid schildklierhormoon dat aan bloedeiwitten gebonden is. Deze hebben geen invloed op het ongebonden, actieve deel. In deze gevallen wordt een laag totaal schildklierhormoon gemeten in het bloed, terwijl er in werkelijkheid geen schildklierprobleem is. Dit wordt het “sick euthyroid syndrome” genoemd. Dit speelt in de meerderheid van de gevallen (60-90%)! Het TSH gehalte is dan meestal normaal. In het geval van de ziekte van Cushing maakt de hypofyse soms minder TSH aan.

Meting TSH

Bij een secundaire hypothyreoϊdie maakt de hypofyse te weinig TSH aan waardoor de schildklier niet gestimuleerd wordt om schildklierhormoon te maken. Daarom wordt hierbij een laag TSH- en een laag schildklierhormoon-gehalte gemeten.

Bij een primaire hypothyreoϊdie maakt de schildklier te weinig schildklierhormoon en produceert de hypofyse als reactie hierop extra TSH. We meten daarom meestal een laag schildklierhormoon- en een hoog TSH-gehalte in het bloed. Echter, in ongeveer 1 op de 3 gevallen wordt naast het lage gehalte schildklierhormoon een normale hoeveelheid TSH gemeten! Blijkbaar stopt de hypofyse op een gegeven moment met extra TSH maken.

Conclusie bloeduitslagen

  • Een normaal gehalte schildklierhormoon: geen hypothyreoϊdie.
  • Een te laag gehalte schildklierhormoon en een verhoogd gehalte TSH: primaire hypothyreoϊdie. Een schildklierprobleem is bewezen.
  • Een te laag gehalte schildklierhormoon en een te laag gehalte TSH: secundaire hypothyreoϊdie of het “sick euthyroid syndrome”. Een schildklierprobleem is nog niet bewezen.
  • Een te laag gehalte schildklierhormoon en een normaal TSH: Het “sick euthyroid syndrome” of toch een primaire hypothyreoϊdie (10-40%). Een schildklierprobleem is nog niet bewezen.

Schildklierscan
Bij onduidelijke bloeduitslagen kan gekozen worden voor een schildklierscan. We kunnen uw hond hiervoor verwijzen naar de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren in Utrecht. M.b.v. radioactief jodium wordt gekeken hoe actief en functioneel de schildklier is. De hond wordt voor dit onderzoek onder narcose gebracht.

Hersenscan
Wanneer problemen van de hypofyse in de hersenen worden vermoed, kan een hersenscan uitgevoerd worden. Ook voor dit onderzoek wordt de hond onder narcose gebracht.

Proefbehandeling met schildklierhormoon
Er kunnen verschillende redenen zijn waarom een eigenaar niet altijd kiest voor een schildklierscan na een onduidelijke bloeduitslag. Denk bijvoorbeeld aan de extra kosten of een probleem om naar Utrecht te reizen. Wanneer er geen aanwijzingen zijn voor het “sick euthyroid syndrome” Daarom wordt soms gekozen voor een proefbehandeling met schildklierhormoon-tabletten. De hond moet dan wel in korte tijd verbeteren (zie therapie).

Therapie

Honden met een te traag werkende schildklier worden behandeld met L-thyroxine tabletten, een synthetisch schildklierhormoon. De hond wordt dan meestal binnen 1 tot 2 weken actiever. In de loop van enkele weken zal het dier slanker worden. Het duurt vaak wel weken tot maanden voordat de vacht teruggroeit.

Aangezien er variatie zit in de benodigde dosis, wordt ongeveer 4 weken na de start van de therapie bloedonderzoek gedaan. Aan de hand van het gehalte schildklierhormoon wordt de dosis aangepast. Gedurende het eerste half jaar wordt dit bloedonderzoek soms nog 2 keer herhaald.

 

Pin It on Pinterest

Share This